Spring naar hoofdinhoud Spring naar hoofdnavigatie

RaPoDi.nl

Verhalen voor ieder kind

RaPoDi.nl

Zinloos geweld?

"Hé, ga je mee? Ik ga naar huis." zegt Freek.
"Wacht nog even. Ik vind het nog gezellig hier." antwoordt Peter.
"Nog even dan."
Na een half uur heeft Freek het echt wel gezien.
"Ik ga! Kom je mee?"
"Ik heb nog geen zin om te gaan. Ga jij maar."
"Ik vind de sfeer niet meer gezellig. Iedereen wordt steeds zatter."
De vrienden geven elkaar een schouderklop en nemen afscheid.
"Tot morgen. Half twee bij het dorpshuis."
"Oké. Ik zie je." zegt Peter.
Freek loopt het café uit. Het is tien minuten lopen naar zijn huis.
Vroeger ging hij op de fiets. Maar na twee gestolen fietsen, gaat hij nu lopend.

Als hij de hoek om gaat, komt hij een stel opgeschoten jongens tegen. Uit ervaring zegt hij maar niets. Hij heeft dit groepje al eerder mensen horen uitkafferen.
Rustig loopt hij door.
Als hij bijna langs deze gasten is, roept één van hen: "Hé kun je niets zeggen?"
De jongens stinken naar drank en drugs.
Freek wil verder lopen. Twee van de jongemannen springen voor hem. Ineens staan er ook twee achter hem.
"Jongens, blijf rustig. Ik loop gewoon naar huis. Maak het jezelf en mij niet moeilijk." zegt Freek.
Smalend roept degene met de grootste mond: "Hoor, hij kan praten!"
Hier reageert Freek niet op. Van binnen wordt hij angstig. Naar buiten toe is er niets aan hem te merken. Ineens begint één van de jongens te schoppen. Al snel volgen de anderen. Met zijn vieren schoppen en slaan zij Freek in elkaar.
Freek kermt het uit van de pijn: "Au, au."
De brutaalste van de vier pakt een mes en steekt hem ook nog eens in zijn zij. Als hij begint te bloeden, krijgt hij nog meer trappen.

In de verte komt iemand aanlopen en roept: "Hé, wat moet dat?"
De jongens kijken op. De voetganger is alleen en heeft de jongens herkend. Helaas hebben de knapen ook gezien wie hij is. Ze laten Freek hulpeloos bloedend liggen. Dan stormen ze op de andere voetganger af. Ook hij wordt in elkaar geslagen.

Met het laatste beetje van zijn krachten pakt Freek zijn smartphone. Gelukkig hebben ze die nog niet afgepakt. Hij belt naar 112.
"Met wie spreek ik?" klinkt het aan de andere kant van de lijn.
"Met ... Freek ... Linux." klinkt het moeizaam.
"Kunt u wat harder praten? Ik kan u bijna niet verstaan."
"Mensen ... in ... gevaar ... Dikkevan ... dale ... straat ..." klinkt het hulpeloos.
"Meneer, ik hoor Dikkevandalestraat. Klopt dit?"
"Ja."
"Meneer?"
"Tuut tuut tuut."
"Meneer, bent u daar nog?"
Freek heeft zijn laatste adem uitgeblazen.

Intussen wordt de andere jongeman nog steeds geschopt.
Een paar minuten later komen de ambulance en de politieauto met loeiende sirene aanrijden. De jongens proberen te vluchten, maar drie van de vier worden in hun been geschoten. Ze komen niet verder en worden gepakt. Al snel volgen er nog een ziekenauto en meerdere politiewagens.
Nummer vier springt over een hek en is met de noorderzon verdwenen.
De jongemannen worden afzonderlijk in de wagens geduwd en meegenomen.
Eerst moeten ze ter observatie naar het ziekenhuis. Daar wordt hun been verbonden. Hierna worden ze naar de bajes gebracht.

Intussen kijkt de arts naar de jongeman. Hij is er slecht aan toe. Af en toe raakt hij een paar minuten buiten bewustzijn, dan is hij weer even bij zijn positieven, even later zakt hij weer weg. Als hij weer bij is, wijst hij richting Freek.
"Daar!" zegt hij zachtjes.

De agenten kijken verder de straat in en zien dat er iemand ligt. Meteen rennen een ambulancebroeder en een politieman naar Freek. De arts kijkt het slachtoffer in de ogen en voelt aan zijn pols. Even blijft het stil. Dan kijken de mannen elkaar verslagen aan. Weer iemand omgekomen wegens zinloos geweld.

Ondertussen wordt de zwaar toegetakelde knul op de brancard gelegd en de ziekenauto vertrekt met zwaailicht en sirene.

De agenten kijken om zich heen of er getuigen zijn. Dan valt de telefoon van Freek op.
"Hé Loet. Dit moet degene zijn die alarm geslagen heeft." De agent heeft een brok in zijn keel.
"Ja, Jan. Het is toch triest dat men dit elkaar aandoet. Je ziet zo dat deze knul geen kwaad in de zin heeft. Volgens mij is het een zoon van Gert Linux. Die woont bij mijn zus in de straat."

Intussen wordt ook het lichaam van Freek een ambulance ingedragen. Er zal onderzoek naar de precieze doodsoorzaak worden uitgevoerd.

Inmiddels zijn de drie ingerekende jonge kerels aangekomen op het politiebureau. Onmiddellijk verdwijnen ze alle drie apart in een cel.
"Rot agent. Blijf van me af!" schreeuwt de één.
De diender grijpt hem stevig beet en kijkt hem doordringend aan.
De tweede gevangene snauwt: "Vieze smeris. Ik krijg je nog wel!"
Maar de cop laat zich niet intimideren.
De derde knul is anders. Hij is stil en laat zich gedwee opsluiten. De tranen staan bij hem in de ogen.
"Zo jongen. Begin je een beetje bij zinnen te komen? Je hoeft niet trots te zijn op jezelf. Jullie hebben iemand dood geschopt en een ander is zwaar gewond. Hebben jullie geen respect voor je medemens? Houd je mond maar. Bewaar je woorden maar voor de rechercheur."
De jongen, die Evert blijkt te heten, barst in huilen uit. "Ik wilde niemand vermoorden. Als ik niet mee deed zouden ze mij pakken."
"Je ziet wat ervan komt. Ja zeggen uit angst. Nu ben je zelf een moordenaar."
"Aaargh! Was ik maar thuis gebleven!" gilt de knul hysterisch.
"Hé Evert. Je houdt wel je bek hè?" klinkt het uit een andere cel.

Langzaam bedaart Evert. De eerste drie dagen is hij erg stil. Hij overdenkt zijn leven.
Thuis is het niet bepaald gezellig met een ruziënde vader en moeder. Daarom is hij de straat opgegaan. Een biertje drinken met vrienden. Eerst was dat leuk: vrienden onder elkaar. Tot op het moment dat ze wiet gingen roken. De knullen waren zichzelf niet meer. Ze werden agressief, begonnen te stelen. Omdat hij dacht dat hij er alleen voor stond, is hij meegegaan in deze ellende. Nu pas, nadat hij iemand heeft doodgeschopt en iemand zwaar heeft verwond, dringt het tot hem door: met deze vrienden zal hij niet gelukkig worden. Het wordt van kwaad tot erger.

Evert moet voor de rechter komen. Hij verklaart dat hij inziet waar hij mee bezig is. Hij zegt: "Ik heb spijt dat ik hieraan heb meegedaan. Dit is een zwarte bladzijde in mijn leven. Ik kan mijn ouders de schuld geven, maar zij hebben de jongens niet verwond en vermoord. Mijn "vrienden" en ik hebben dat gedaan. Ik wil graag in therapie. Ik wil mijn leven beteren. Die zogenaamde vrienden hoef ik niet meer te zien."
"Zo jongen. Zo te horen ben je tot inkeer gekomen."
"Ja meneer."
"Het is jammer dat dit een mensenleven moest kosten."
"Ja, dit had niet mogen gebeuren! Ik zou het graag goed willen maken, maar ik kan het niet meer terugdraaien. Als ik terug denk aan de situatie word ik misselijk. Ik weet niet hoe ik hiermee moet leven. Ik begrijp dat ik straf verdien. Die accepteer ik. Toch wil ik ook vragen of er voor mij begeleiding mogelijk is, zodat ik mijn leven na de straf voort kan zetten."
"Freek Linux is niet meer op deze aarde. De andere jongen, die jullie verwond hebben, Glenn Damast, zit voor de rest van zijn leven in een rolstoel."
De tranen schieten Evert in de ogen. Het doet hem pijn dat hij hier medeverantwoordelijk voor is.

Hij krijgt twee jaar gevangenisstraf en begeleiding.
De andere twee jongens hebben geen spijt en krijgen ieder zes jaar cel opgelegd. Nummer vier is nooit gevonden.

Als Evert na twee jaar vrijkomt, praat hij met zijn begeleider. Hij wil Glenn Damast opzoeken. Zijn hulpverlener zoekt contact met Glenn.
Glenn staat hiervoor open: "Als hij echt spijt heeft, laat hem dan maar komen. Misschien kunnen we elkaar helpen."
Het eerste gesprek tussen de jonge mannen is moeilijk. Beide hebben veel meegemaakt. Toch besluiten ze hiermee verder te gaan.
Evert: "Dit wil ik nooit meer op mijn geweten hebben."
Glenn: "Dit mag nooit meer gebeuren."
Door heel intensief met elkaar te praten, krijgen de jongens begrip voor elkaar. Er ontstaat een bijzondere vriendschap.
Evert haalt zijn rijbewijs. Hij koopt een grote auto zodat hij Glenn naar zijn afspraken kan brengen.

Na vier jaar besluiten Evert en Glenn om samen naar de ouders van Freek te gaan. Dit is voor de familie Linux heel heftig. Toch zien ze dat ook zij verder moeten.
"Het had niet mogen gebeuren, maar het heeft jou tot een beter mens gemaakt. We hebben een zwaar offer gebracht, maar het heeft dus toch iets opgeleverd. Ook al heeft Freek hier niets aan."

Ook dit contact blijft. Met zijn allen praten ze over het gebeurde en steunen elkaar op hun nieuwe levensweg.

Terug naar boven

Met de deel-knop van uw browser, of met onderstaande koppelingen deelt u deze pagina via sociale media of e-mail.